Levens in Istanbul

`Istanbul? Ga je een biografiecursus geven in Istanbul? Daar is het gevaarlijk hoor. Er zijn allerlei aanslagen geweest en het politieke klimaat is ook niet je dat.` Dit soort waarschuwingen waren niet van de lucht vlak voor mijn vertrek naar Turkije dit voorjaar.

Niettemin betrad ik samen met mijn collega uit Hamburg op een vroege zaterdagochtend het lokaal van een school in de oude binnenstad van Istanbul. `Wij zijn hier te gast, want we hebben geen eigen behuizing`, zei Tarhan, de dame die ons had uitgenodigd om les te geven in de door haar opgezette opleiding voor kleuterleidsters . `Wij noemen onze opleiding `op de Vrije School georiënteerd`. Vrije Scholen,  zoals die in Nederland of in Duitsland zijn, zijn er hier nu  nog niet, maar we zijn er hard mee bezig om die binnenkort te doen starten. Er zijn verschillende initiatieven, maar gemakkelijk is het natuurlijk niet. Zeker nu niet,` voegde ze er aan toe, doelend op de onvrijheden en spanningen die in Turkije gaande zijn.

Ik had me van te voren geen zorgen gemaakt over culturele verschillen, maar was toch even verrast een zo open, modern en westers ogend,  publiek aan te treffen, dat zich duidelijk verheugde in onze komst. Drie mannen, drieëntwintig vrouwen.  Sterke vrouwen, zo op het eerste gezicht. Warm, hartelijk, geïnteresseerd in wat de bezoekers te melden hadden, maar ook in elkaars biografie, zoals al gauw bleek. Dat gold ook voor de professionele tolk. Ze vertaalde vanuit het  Duits in het Turks, maar deed eveneens  mee in de kleine onderzoeksgroepen. Daar werd uitsluitend Turks gesproken. Of het proces goed verliep, moest ik  zodoende aanvankelijk  vaststellen aan de hand van de lichaamstaal: dicht bijeen zijn, diep luisteren, spreken met het hart. De volgende dag, bij de eindevaluatie, kon ik het ook hóren.

Veel directe informatie over de huidige problematiek in Turkije verkregen we ´s avonds bij het eten met onze gastvrouw. Zij sprak over het Turkije van haar jeugd (ze is 69), waar een veel vrijer klimaat heerste dan nu het geval is, in ieder geval in de steden. Over de opvoeding van de vrouwen sprak ze, over de noodzaak dat vrouwen veel meer dan nu het geval is de vrijheid hebben hun eigen seksualiteit te ontdekken en hun eigen leven vorm te geven. En over de opvoeding van jonge mannen, waar respect en interesse voor de vrouw een van de belangrijkste waardes voor de komende tijd zou moeten zijn, willen vrouwen een vrij en onafhankelijk bestaan kunnen leiden. Ook voor verschillende vrouwen die wij in het schoollokaal ontmoetten, is volgens haar nog veel te bevechten op dit gebied.

We zijn nu enkele maanden verder en er is intussen het een en ander gebeurd. De onrust over het gebrek aan vrijheid van meningsuiting in Turkije is sterk toegenomen in Nederland vanwege de zaak Ebru Umar. En in het zuiden van Turkije, in Bodrum, vond een landelijke conferentie plaats voor op de Vrije School geïnspireerde initiatieven. Daar is een belangrijk besluit genomen: Deze zomer begint nu ook de lerarenopleiding voor basisonderwijs van de Vrije School in Turkije. De eerste steen voor het gebouw is inmiddels gelegd!

Komende herfst ga ik weer lesgeven in Istanbul. We gaan verder met waar we gebleven waren: wat is de essentie van wat je werkelijk wilt in je leven?

Ik kijk er naar uit!

Wonden en wonderen

`Wat is jouw wond?`
Deze vraag werd mij en alle andere 150 deelnemers gesteld tijdens de internationale conferentie voor biografisch coaches, die dit maal in de buurt van Dresden plaatsvond in juni 2015. Elke twee jaar vindt er een dergelijke conferentie plaats, maar ik voel me niet altijd geroepen er heen te gaan. Dat ik dat nu wel met overtuiging deed, had veel te maken met de titel van het geheel: Wounds and wonders en met de plaats Dresden.

Persoonlijk
Mij intrigeerde vooraf vooral het aspect `wonden`. Ik hoopte vurig dat we dit thema, waar ik in het werk steeds mee te maken heb – welke cliënt heeft er tenslotte geen wond in zijn biografie?- niet alleen academisch zouden benaderen, maar ook persoonlijk. Hoe gaan wij zelf om met wonden in onze biografie? Leed dat ons is aangedaan door vader of moeder? De te vroege dood van een geliefde die we niet konden missen? Een huwelijk dat op de klippen is gelopen? Kinderen die we graag wilden krijgen, maar die niet kwamen?

Voelen, uithouden, tonen
Maar nu wordt het dan toch ineens wel heel persoonlijk! Je eigen wond benaderen te midden van 150 anderen is niet niks. Ik wik en weeg, keur af (te groot of te intiem of niet belangrijk genoeg) en maak dan dapper een keuze. `Voel je wond` , houdt gastdocente Christine Gruwez, die gespecialiseerd is in de leer van het  manicheïsme, het publiek voor. En ook: `Probeer het uit te houden om in het gevoel van onmacht te blijven, zonder dat je datgene wat wezenlijk bij jou hoort, wat jouw kracht is, kwijtraakt.` En daarna: `Toon je wond`.

Vertrouwen
Dit laatste is misschien wel het moeilijkste om te oefenen, want nu wordt de wond `openbaar`. Met wie wil ik die delen? Nu komt het op vertrouwen aan. Uit een grote mand vis ik het nummer dat bepaalt met welke collega`s ik een groepje van vijf deel.  Ter plekke ligt een kort reglement: We hebben elk circa vijf minuten om onze wond te schilderen. De luisteraars luisteren en vragen alleen dan, wanneer iets niet wordt begrepen. Er vindt geen gesprek plaats, wel is er de normale veiligheid voor een biografisch gesprek: respect, geen oordeel  en de afspraak dat geen woord dat hier klinkt naar `buiten` gaat.

Van wonde tot wonder
In ons groepje worden in korte tijd vijf levens zichtbaar van mensen die elkaar niet kenden. Vijf ruwe schetsen over verdriet, gemis, angst, wrok, verlangen of pijn vanwege onverstand of onbegrip.  Er is geen tijd voor opsmuk, noch voor veel uitleg. Het is wat het is!

Misschien wel door dit laatste werd me het thema `wounds and wonders`  het meest duidelijk. Iedereen om je heen heeft het ergens heel erg moeilijk mee. Dat absoluut menselijke, `normale` drama van de wond veroorzaakt echter ook een wonder, als je daar open-minded over kunt vertellen en naar kunt luisteren:  mededogen, warmte en vooral verbinding!

Opstanding
Wonden en wonderen dus,  vlakbij de stad die tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog vrijwel volkomen in puin lag. Waar 35.000 mensen bij de bombardementen zijn omgekomen en bijna iedereen die de ramp overleefde voortaan iemand schrijnend miste. Kort voordat onze conferentie plaatsvond, was er een grote herdenking geweest in de stad, zeventig jaar na de oorlog. Duizenden mensen hadden elkaar bij de hand gehouden en met elkaar een lange, levende ketting gevormd. Een gemeenschap van mensen die de wonden niet wil vergeten, maar die tevens de `opstanding`viert van een stad met de Frauenkirche die beide weer in volle glorie te bezichtigen zijn, en van een Oost en een West die weer zijn vereend.

Ook dat mag een wonder heten.

Tweede kind sociaal en gevoelig?

`Jonger kind socialer dan grote broer of zus`, kopte Nu.nl begin maart van dit jaar. Dat blijkt uit het  onderzoek van sociaal wetenschapper Sheila van Berkel, die half maart promoveert op dit onderwerp. Een spannend thema, dat het hart van een biografisch onderzoeker sneller doet kloppen. Je bent in dit vakgebied immers voortdurend met mensen bezig die oudsten of jongsten waren.

Feiten
Hoe ging dit onderzoek in zijn werk? Eerst maar even de feiten. Van Berkel onderzocht gedurende vier jaar 390 gezinnen met twee kinderen: jongen-meisje, meisje-meisje of jongen-jongen. Bij het begin van het onderzoek was de oudste in het gezin drie en de jongste een jaar. Het jongste kind blijkt uit het onderzoek in veel gevallen socialer te zijn dan het oudste kind: het kan meer delen, het is gehoorzamer en het kan zich beter verplaatsen in een ander.

Vanwaar dit verschil in gedrag? Van Berkel noemt er een paar. Jongste kinderen kunnen vanaf het begin de interactie van het oudste kind met de ouders nabootsen. Bovendien hebben de ouders al ervaring opgedaan met het opvoeden van het eerste kind. Ze kunnen daardoor meer aandacht hebben voor de sociale ontwikkeling van de jongste.

Denken of voelen
Ik moest bij het lezen van dit artikel meteen denken aan het boek `Waarom ben ik mijn broertje niet?` van de Oostenrijkse arts Karl König, dat ik lang geleden als jonge moeder met grote interesse las. König (1902-1966) was de grondlegger van de wereldwijde Camphillbeweging. Ook König merkte in zijn werk met kinderen die vanwege een verstandelijke beperking veel meer aandacht nodig hebben, dat het uitmaakt of je als jongste of als oudste in het gezin bent geboren. Hij constateerde dat het heel vaak voorkomt dat een oudste kind meer vanuit het denken leeft en het tweede kind meer vanuit het gevoel.

Nabootsing of keuze
Waar Van Berkel anno 2015 het tweede kind socialer noemt, noemde König het tweede kind in de jaren vijftig van de vorige eeuw meer een gevoelsmens. Het derde kind (in Van Berkels onderzoek niet betrokken) leeft volgens König vaak meer vanuit het doen,vanuit het willen. Van Berkel ziet als voornaamste reden voor het sociale gedrag  dat het kind dat door nabootsing heeft kunnen leren.  König ziet het  eerder als een individuele, voorgeboortelijke keuze  van het kind om als eerste, tweede of derde ter wereld te komen.  In zijn mensbeeld staat het onderscheid tussen denken, voelen en willen op de voorgrond. Waarom ben ik mijn oudere broertje niet? Omdat ik het nodig heb om in dit leven meer als gevoelsmens te kunnen optreden!

Sociaal want gevoelig
Een verschil in benadering dus, maar als uitkomst frappant. Wat Van Berkel bij het tweede en jongste kind waarneemt: kunnen delen, gehoorzaam zijn en je kunnen inleven in de situatie van anderen, zou je immers heel goed kunnen zien als een gevolg van het sterk leven met gevoelens. Om gemakkelijk en vrij je speelgoed of iets lekkers te kunnen delen moet je immers op de een of andere manier gevoel voor de ander kunnen opbrengen. Ook je inleven in de ander kan niet zonder rekening te houden met andermans gevoelens. Zo bezien zou het tweede kind in veel gevallen socialer kunnen zijn omdat het meer een gevoelsmens is…

Biografiepraktijk
Sociaal begaafd, dat klinkt toch goed? Toch luister ik in biografische gesprekken extra scherp als een cliënt de tweede is in de kinderrij. Gaat het hier misschien ook om een gevoelsmens? Gevoeligheid wordt niet overal gewaardeerd. Heeft hij of zij zich wel kunnen uiten in het gezin of zijn de gevoelens juist in de verdrukking gekomen? En hoe is dat dan nu? Soms moeten we daar speciaal aan werken  tijdens een biografisch traject, zodat gevoelig zijn de plek krijgt die het verdient. Een gevoelsmens zijn wordt dan geen hindernis meer in het onderlinge verkeer, maar een talent waar niet alleen de cliënt, maar ook anderen heel erg blij van worden!

Ineke van der Duyn Schouten, Zeist, 11 maart 2015

63

`Er zit iets nieuws in de lucht, maar ik weet niet precies wat`, zei de vriendin waarmee ik in een pannenkoekenrestaurant had afgesproken peinzend. Ze vervolgde: `de dingen die ik doe lijken me minder moeite te kosten dan vroeger. Ik doe van alles, ga op vragen van anderen in, werk nog altijd veel, maar het is net alsof er meer vrijheid is in wat ik doe. Begrijp jij daar iets van? Heb jij dat ook? Zou het er mee te maken kunnen hebben dat we straks 63 zijn?`

63. Straks zouden we 63 zijn, zij twee maanden eerder dan ik. We kennen elkaar al meer dan een half leven en aangezien we ook hetzelfde vak uitoefenen, is er gespreks- en oefenstof te over. Nu mijmerden we dus voort over 63 jaar zijn. Wat zegt dat eigenlijk? In zekere zin is het een magisch getal voor wie met ontwikkelingsfasen werkt. Je hebt dan negen fasen van zeven jaar achter de rug, waarin je aan allerlei onderdelen van je existentie werkt. De boel is tot je drieenzestigste als het ware permanent in verbouwing. Je hebt je met moeite van alles en nog wat eigen gemaakt, meestal met behulp van anderen. Daarnaast heb je het een en ander af moeten leren, en ook dat verliep doorgaans niet vanzelf.

En daarna? Wat gebeurt er in de volgende zeven jaar, vanaf 63? Gaan we dan nu een poosje jongleren met de dingen die we hebben opgedaan? Dingen doen waar we inmiddels goed in zijn? Die bij ons passen? Die we daarom graag doen? Een prachtig perspectief!

Intussen ben ik 63. Ik begin er iets van te bespeuren, van die moeiteloosheid en van die vrijheid. Nou ja, vandaag, en ook maar even, maar toch, het was er, dat gevoel van `nou nou en hè hè, eindelijk een beetje mens aan `t worden.`