63
`Er zit iets nieuws in de lucht, maar ik weet niet precies wat`, zei de vriendin waarmee ik in een pannenkoekenrestaurant had afgesproken peinzend. Ze vervolgde: `de dingen die ik doe lijken me minder moeite te kosten dan vroeger. Ik doe van alles, ga op vragen van anderen in, werk nog altijd veel, maar het is net alsof er meer vrijheid is in wat ik doe. Begrijp jij daar iets van? Heb jij dat ook? Zou het er mee te maken kunnen hebben dat we straks 63 zijn?`
63. Straks zouden we 63 zijn, zij twee maanden eerder dan ik. We kennen elkaar al meer dan een half leven en aangezien we ook hetzelfde vak uitoefenen, is er gespreks- en oefenstof te over. Nu mijmerden we dus voort over 63 jaar zijn. Wat zegt dat eigenlijk? In zekere zin is het een magisch getal voor wie met ontwikkelingsfasen werkt. Je hebt dan negen fasen van zeven jaar achter de rug, waarin je aan allerlei onderdelen van je existentie werkt. De boel is tot je drieenzestigste als het ware permanent in verbouwing. Je hebt je met moeite van alles en nog wat eigen gemaakt, meestal met behulp van anderen. Daarnaast heb je het een en ander af moeten leren, en ook dat verliep doorgaans niet vanzelf.
En daarna? Wat gebeurt er in de volgende zeven jaar, vanaf 63? Gaan we dan nu een poosje jongleren met de dingen die we hebben opgedaan? Dingen doen waar we inmiddels goed in zijn? Die bij ons passen? Die we daarom graag doen? Een prachtig perspectief!
Intussen ben ik 63. Ik begin er iets van te bespeuren, van die moeiteloosheid en van die vrijheid. Nou ja, vandaag, en ook maar even, maar toch, het was er, dat gevoel van `nou nou en hè hè, eindelijk een beetje mens aan `t worden.`
Goed geschreven moeder!