Tweede kind sociaal en gevoelig?
`Jonger kind socialer dan grote broer of zus`, kopte Nu.nl begin maart van dit jaar. Dat blijkt uit het onderzoek van sociaal wetenschapper Sheila van Berkel, die half maart promoveert op dit onderwerp. Een spannend thema, dat het hart van een biografisch onderzoeker sneller doet kloppen. Je bent in dit vakgebied immers voortdurend met mensen bezig die oudsten of jongsten waren.
Feiten
Hoe ging dit onderzoek in zijn werk? Eerst maar even de feiten. Van Berkel onderzocht gedurende vier jaar 390 gezinnen met twee kinderen: jongen-meisje, meisje-meisje of jongen-jongen. Bij het begin van het onderzoek was de oudste in het gezin drie en de jongste een jaar. Het jongste kind blijkt uit het onderzoek in veel gevallen socialer te zijn dan het oudste kind: het kan meer delen, het is gehoorzamer en het kan zich beter verplaatsen in een ander.
Vanwaar dit verschil in gedrag? Van Berkel noemt er een paar. Jongste kinderen kunnen vanaf het begin de interactie van het oudste kind met de ouders nabootsen. Bovendien hebben de ouders al ervaring opgedaan met het opvoeden van het eerste kind. Ze kunnen daardoor meer aandacht hebben voor de sociale ontwikkeling van de jongste.
Denken of voelen
Ik moest bij het lezen van dit artikel meteen denken aan het boek `Waarom ben ik mijn broertje niet?` van de Oostenrijkse arts Karl König, dat ik lang geleden als jonge moeder met grote interesse las. König (1902-1966) was de grondlegger van de wereldwijde Camphillbeweging. Ook König merkte in zijn werk met kinderen die vanwege een verstandelijke beperking veel meer aandacht nodig hebben, dat het uitmaakt of je als jongste of als oudste in het gezin bent geboren. Hij constateerde dat het heel vaak voorkomt dat een oudste kind meer vanuit het denken leeft en het tweede kind meer vanuit het gevoel.
Nabootsing of keuze
Waar Van Berkel anno 2015 het tweede kind socialer noemt, noemde König het tweede kind in de jaren vijftig van de vorige eeuw meer een gevoelsmens. Het derde kind (in Van Berkels onderzoek niet betrokken) leeft volgens König vaak meer vanuit het doen,vanuit het willen. Van Berkel ziet als voornaamste reden voor het sociale gedrag dat het kind dat door nabootsing heeft kunnen leren. König ziet het eerder als een individuele, voorgeboortelijke keuze van het kind om als eerste, tweede of derde ter wereld te komen. In zijn mensbeeld staat het onderscheid tussen denken, voelen en willen op de voorgrond. Waarom ben ik mijn oudere broertje niet? Omdat ik het nodig heb om in dit leven meer als gevoelsmens te kunnen optreden!
Sociaal want gevoelig
Een verschil in benadering dus, maar als uitkomst frappant. Wat Van Berkel bij het tweede en jongste kind waarneemt: kunnen delen, gehoorzaam zijn en je kunnen inleven in de situatie van anderen, zou je immers heel goed kunnen zien als een gevolg van het sterk leven met gevoelens. Om gemakkelijk en vrij je speelgoed of iets lekkers te kunnen delen moet je immers op de een of andere manier gevoel voor de ander kunnen opbrengen. Ook je inleven in de ander kan niet zonder rekening te houden met andermans gevoelens. Zo bezien zou het tweede kind in veel gevallen socialer kunnen zijn omdat het meer een gevoelsmens is…
Biografiepraktijk
Sociaal begaafd, dat klinkt toch goed? Toch luister ik in biografische gesprekken extra scherp als een cliënt de tweede is in de kinderrij. Gaat het hier misschien ook om een gevoelsmens? Gevoeligheid wordt niet overal gewaardeerd. Heeft hij of zij zich wel kunnen uiten in het gezin of zijn de gevoelens juist in de verdrukking gekomen? En hoe is dat dan nu? Soms moeten we daar speciaal aan werken tijdens een biografisch traject, zodat gevoelig zijn de plek krijgt die het verdient. Een gevoelsmens zijn wordt dan geen hindernis meer in het onderlinge verkeer, maar een talent waar niet alleen de cliënt, maar ook anderen heel erg blij van worden!
Ineke van der Duyn Schouten, Zeist, 11 maart 2015